Pauwert Architectuur verhuist in 2020 naar de oudste boerderij van Eindhoven. Iedere twee weken posten we een kort verhaal over ons toekomstige onderkomen. Deze week een verhaal over Eindhoven en Klein Tongelre ten tijde van de industrialisatie.
Huisnijverheid en trage industrialisatie
In de vorige blog schreven we over de tijd voor de industrialisatie. In de 16e en 17e eeuw was dit deel van de lage landen achtergesteld, mede doordat het slechts een Generaliteitsland (ook weleens een soort ‘interne kolonie’ genoemd) van de Republiek der Verenigde Nederlanden was. Na een korte periode van Franse overheersing werd Nederland in 1815 onafhankelijk en werd Noord-Brabant een gelijkwaardige provincie. In die tijd waaide ook de industrialisatie over vanuit Engeland naar het vasteland van Europa. Engeland was ontzettend concurrerend, thuisnijverheid kon daar niet tegenop. Het pas onafhankelijk geworden België industrialiseerde snel, Nederland bleef daarin een paar decennia achter, omdat de economie traditioneel meer op handel dan op productie was gericht.
Het duurde daarom tot in de tweede helft van de 19e eeuw voordat de industrialisatie volledig in gang was gezet. Tot die tijd waren veeteelt, landbouw en textielnijverheid nog steeds de voornaamste inkomstenbronnen, ook in Eindhoven en omstreken. Er werden wel pogingen gedaan om op te schalen. Op de plaats van het huidige Van Abbemuseum bouwde de firma Smits al begin 19e eeuw een grote textielfabriek. Hier stond al eeuwenlang een watermolen die werd aangedreven door een aangelegde zijtak van De Dommel. De textielfabiek, Den Bouw genoemd, heeft eerst gedraaid op waterkracht. Daarna installeerde Smits één van de eerste stoommachines van Nederland, maar besloot in 1832 weer terug over te stappen op de watermolens. Ruim tweederde van de spinners werkte toen nog vanuit huis, deze mechanisatie was waarschijnlijk (nog) niet rendabel.
Eindelijk een kanaal
In de industrialisatie dreigde de regio Eindhoven dus weer overgeslagen te worden. Provinciale Staten zag meer toekomst in de Helmondse industrie, wat leidde tot de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in 1826. Ook in Tilburg groeide de textielindustrie hard. Jarenlang probeerde het gemeentebestuur van Eindhoven bij de hogere overheden de aanleg van een kanaal naar de Zuid-Willemsvaart of het Albertkanaal gedaan te krijgen. Telkens ketsten de plannen weer af, waarop de gemeente besloot zelf maar voor de aanleg van een kanaal te betalen. Het ietwat krappe Eindhovensch Kanaal van Tongelre naar Helmond werd gebouwd van 1840 tot 1846. Voor de kleine gemeente (destijds zo’n 3000 inwoners) was dit een ontzettend grote investering, maar het loonde wel. Niet alleen omdat de handel en nijverheid een steuntje in de rug kregen, maar ook omdat er een veelvoud aan kanaalgelden werd geïnd, waarmee vervolgens de infrastructuur rond de stad verder verbeterd kon worden. In die tijd was het de gewoonte dat arbeiders voor grote werken uit de directe omgeving kwamen. Het kan dus zomaar zo zijn dat de boerenknechten van onze boerderij tijdelijk werk vonden op de grote bouwplaatsen, wanneer de boer even geen werk had.
Klein Tongelre ingeklemd tussen infrastructuur
Rond 1860 werd ook de staatsspoorlijn tussen Eindhoven en Venlo aangelegd en plotseling lag Klein Tongelre ingeklemd tussen twee industriële, infrastructurele bouwwerken. Door deze vernieuwingen begonnen de economie en bevolking snel te groeien in deze regio. Het aantal thuiswevers nam af en in die jaren werden er meer en meer textiel-, linnen- en wolfabrieken groot in Eindhoven en omgeving. Denk aan Schellensfabriek, maar ook de restanten van de Linnenfabriek Briel & Verster naast de huidige Effenaar. Rond de kop van het kanaal, op de grens tussen Tongelre en Eindhoven, ontstonden ook gas-, tabaks- en luciferfabrieken.
Tongelre kreeg zelfs een eigen station. Getuige enkele krantenberichten uit die tijd vonden er rond het spoor veel ongelukken plaats, wellicht omdat men nog niet gewend was aan de nieuwigheid van de trein. Hoe dan ook werd het leven een stuk veelzijdiger en er was niet langer sprake van een puur agrarisch bestaan in en rondom de boerderij. Langzamerhand raakte de boerderij meer van de direct aangelegen akkers kwijt aan nieuwe woningen en verschenen er verschillende uitspanningen rondom de kruising in Klein Tongelre. Deze verscheidenheid in bebouwing gaf ook een grotere verscheidenheid in bewoners. Daarover de volgende keer (eindelijk) meer.